Blokkentoren

De Blokkentoren gaat vooral over het gezinsleven.

Vertalen
Oudstebroer (13) mag zijn Jongstebroer (11) graag laten merken hoe goed het met zijn talenkennis gesteld is, nu hij op de middelbare zit. Hij legt hem tijdens het eten ongevraagd een (vertaal)test voor: “Je suis un nul”, zegt Oudste en hij vervolgt, “wat zei ik nou net?”
Waarop Jongste koel antwoord: ‘Je suis un nul.’
———————-
Verstaan
Op een ochtend vind Oudstekind het weer eens nodig met zijn talenkennis te pronken. Hij gooit er een franse volzin uit en zegt daarna tegen Jongstekind: “Oja, dat versta jij natuurlijk niet”. Waarop Jongste antwoordt: ‘Dat versta ik wel.’ Oudste: “Wat zei ik dan?”. ‘Dat weet ik niet’, zegt Jongste, ‘want ik verstá je wel, maar ik begrijp je niet.’
———————-
Begrijpen
Jongstekind komt aan tafel en ziet er erg moe uit. Oudstekind heeft uiteraard weer Frans op zijn rooster staan die dag en zegt: “Jongste est fatigué”. Ik antwoord: ‘Oui, tres fatigué’. Boos commentaar van Jongste: “Ik ben níet gay!!”.
———————-
Horen
We zijn aan het kamperen in Nederland. Ik merk op dat er één ding is dat ik jammer vind, namelijk dat je de (autosnel)weg nog steeds kunt horen. Oudstezoon (14) luistert en zegt dan: ‘Ja, ik hoor de weg ook. Ik heb jouw goede oren geërfd mam.’  Jongste (13) zegt dat hij het niet hoort. ‘Jij hebt ook niet zulke goede oren als mama en ik’, pocht Oudste. Jongste kaatst terug: “Ik heb wel goede oren, ik hoor de auto’s namelijk wel, alleen de weg niet”
————————
Vertrouwen
Ik kijk uit het raam en roep vol verbazing uit: ‘Sneeuw? En op het nieuws zeiden ze dat het in het westen niet zou gaan sneeuwen?’ Oudstejongen zegt:”Dat weet je nou toch wel, mam, weermensen zijn niet te vertrouwen!” Waarop Jongstejongen aanvult: ‘Weerwolven trouwens ook niet.’
———————-
Lollig
Ik sta op het punt naar de drogist te gaan en vraag aan de jongens of ze nog iets nodig denken te hebben van de drogist. In eerst instantie weten ze niets. Half grappend zeg ik: “Condooms, wanneer moet ik die in huis halen?”. ‘Die moet je nu al hebben’, zegt Oudste (13) stoer. ‘Ja’, zegt Jongste (12), ‘altijd handig voor een verjaardagsfeest als je de ballonnen vergeten bent’.
———————-
Zweinstein?
We zijn op de middelbare school van Oudstekind (12). Jongstekind (11) is mee en zit vol verwachting naar het podium te kijken. Een man komt op. “Mam, is dat nou de dementor van Oudste?”
———————-
Ruim je rommel op!
“Mam, waar is mijn rapport?”, vraagt Oudstezoon. ‘Ligt dat niet op je kamer dan?’ Zeer beslist zegt hij: “Nee”. Dus ik ga maar in mijn eigen papieren zoeken. Kom daardoor gelijk tot de conclusie dat ik nog aardig wat achterstallige administratie heb liggen en die werk ik dan ook maar gelijk weg. Als dat klaar is, heb ik nog geen rapport gevonden. Ik ga toch maar even in zijn kamer kijken, en ja hoor, ik trek het al snel uit een stapel papieren. Ik mopper een beetje op hem, ‘heb ik voor niks lopen zoeken, lag het gewoon in je kamer’ etc. “Ach mam, wees blij. Door mij heb je nu je administratie opgeruimd, dat moest toch ook gebeuren?”. Grrrr
———————-
BBQ
Ik heb het vlees laten aanbakken, het is helemaal zwart en ik gooi het dus weg. Oudste vindt dat zonde, maar ik leg uit dat je dat echt niet meer kunt eten. Als het zwart is, is het slecht voor je. Ronald voegt eraan toe: ‘Als je barbecuet, moet je niks eten wat zwart is’. Waarop Jongste zegt:”Dus ook de kolen niet”.
———————-
Talent voor taal
We staan al bij school, als ik zie dat Jongstekind (8) nog wat chocoladepasta op zijn gezicht heeft. Ik zeg het tegen hem, en hij reageert met een welgemeend ‘Shit’. “Nou, Jongste, wat is dat nou weer voor taal?” zeg ik verontwaardigd. ‘Dat is Engels mam’.
———————-
Shit, &*^%$#
Oudstezoon (14) : “Scheisse het lukt niet! Oh, shit, ik zei scheisse. Oh kut, ik zei shit!”. En op dit punt onderbreek ik hem.
———————-
Dan ga je dood
We vieren Oudstezoons 5e verjaardag. Een vriendin gaat naar buiten om te roken. “Mam”, zegt Oudste, “Ilona rookt! Weet ze dan niet dat je daarvan dood kan gaan?” ‘Ik denk wel dat ze dat weet’, zeg ik. Oudste: “Nou, ik zal het haar toch maar even gaan vertellen”.
———————-
Tot volgend jaar, oma
Toen de jongens kleiner waren, was bij ons de ‘regel’ dat je voor je partijtje zoveel vriendjes mocht uitnodigen als het aantal jaren dat je oud werd. De oudste wordt dat jaar 5, oma is aan de telefoon en zegt dat ze gezellig langskomt op zijn verjaardag. “Liever niet oma”, zegt hij,”ik heb al 5 vriendjes uitgenodigd, kom jij volgend jaar maar”.
———————-
Zoeken!
mijn oudste kind, dan 3 jaar oud: “Papa heeft een piemel, Oudste heeft een piemel, Jongste heeft een piemel en mama heeft een piemel.” ‘Nee’, zeg ik, ‘ik heb geen piemel’. “Wel joh, moet je beter zoeken”.
———————-
Waar de kindjes vandaan komen
Oudstezoon (5) komt van school en deelt aan tafel mee, dat hij weet waar de kindertjes vandaan komen. “Die komen uit mama’s buik”, zegt hij. ‘Maar dat wist je toch al?’, zeg ik. “Ja, maar ik weet nu ook hoe ze er in komen”. Nou, we zijn benieuwd en wachten vol spanning af. Oudste: “God stopt ze erin!”. (Hij zit op een christelijke school)

Waar ben ik aan begonnen?
We zitten in het bedrijfsrestaurant met een groepje van acht vrouwen. Stralend middelpunt is een jonge collega, bijna 8 maanden zwanger van de eerste, die op het punt staat met zwangerschapsverlof te gaan. We lunchen samen ter ere van haar. Er worden goedmoedige grapjes gemaakt, plagerige adviezen gegeven. En hoewel de groep die hier zit, samen goed is voor 10 kinderen en 3 kleinkinderen, begint niemand over bevallingen. Uit piëteit met de aanstaande moeder vermoedelijk. Want we weten toch nog hoe het was, zwanger van de eerste en dan al die ervaren moeders, oma’s en tantes die zo nodig bevallingsverhalen wilden vertellen?

Nee, de toon tijdens de lunch is positief. ‘Tuurlijk, het is soms zwaar, maar je krijgt er zoveel voor terug.’ “Tuurlijk, soms mis je je nachtrust, maar meid, het is zo enig.” ‘Elke fase is weer nieuw en leuk.’ Als je deze (groot)moeders mag geloven is het echt het leukste wat er is, kinderen.

Ik doe er net zo hard aan mee. Mijn kinderen zijn ook geweldig  ; ze zijn leuk, welbespraakt, doen het goed (genoeg) op school, hebben aardige vrienden. Ze zijn grappig, een cabaretier kan er nog wat van opsteken. Ik mag mijn handen dichtknijpen, ik heb ontzettend geboft met mijn leuke kinderen.

Ik vind het ook echt leuk, ik geniet als ik mijn kind overal in het huis kan volgen, omdat overal waar hij is, ook geluid is. Als één van hen weer eens de lachers op zijn hand krijgt met zijn gevatte opmerkingen. Als er weer een heel goede imitatie wordt gegeven van die cabaretier met ADHD. Als één van de twee licht mopperend naar zijn werk gaat en uitgelaten terugkomt en vrolijk vertelt over wat hij meegemaakt heeft. Als ik getuige ben van hun sportieve prestaties.

Ik geniet minder, als mijn kind na een goed gesprek beterschap belooft, en toch weer uren te laat thuis komt. Als ik om vier uur ’s nachts de slaap niet kan vatten omdat hij er nóg niet is en zijn mobiele telefoon niet beantwoord. Als ik tot de ontdekking komt dat hij weer naar huis is komen rijden zonder licht op zijn fiets. Of dat hij, aangeschoten en wel, “aangehangen” heeft bij een vriend met een scooter, die ongetwijfeld ook niet meer nuchter was. Als mijn zoon zijn alcoholgebruik goedpraat door me voor te houden dat hij het minst drinkt van al zijn vrienden. Me er fijntjes op wijst dat hij tenminste niet blowt zoals sommige anderen…..

Op zo’n moment denk ik soms toch: “Wat dacht ik toen?” En soms denk ik zelfs: “Waar ben ik aan begonnen? En waarom?”

Maar dan komt één van de twee even bij me zitten, “Kom mam, even een moeder en zoon moment.” En dan mag ik delen in de wonderlijke wereld van de puber, en er word me een inkijkje gegund in hun gevoelens en belevenissen. En dan weet ik het ineens weer; dáárom!

Groot en Klein

Ik ben niet zo erg lang. Ik beschouw mezelf niet als echt klein, al denken sommigen daar anders over.

De nieuwe generatie wordt steeds langer, naast jonge meiden ben ik dan ook wel ‘kleiner’ te noemen. Daarentegen zijn veel vrouwen van mijn eigen generatie (of die van mijn moeder) even lang als ik. En dan voel ik me dus niet zo klein.

Op kantoor deel ik een kamer met een collega van 2,05 meter, dus ja, vergeleken bij hem voel ik me ‘piepklein’…..

Ook in mijn eigen keuken voel ik me af en toe wat kleintjes, de keukenkastjes lopen door tot bijna het plafond, dus zonder trapje kom ik niet bij de bovenste plank.

Ik ben geboren in 1967, ik meet 1 meter 67 en je begrijpt dat mijn streefgewicht dus ook 67 kilo is. Lekker makkelijk om te onthouden. Het liefst zou ik in een huis wonen met huisnummer 67 (hier om de hoek staat een leuk huis met dat nummer).

Al jarenlang staat er dus in mijn paspoort: 1,67 mtr. Onlangs bleek echter, dat dát niet waar is. Dat is toch hopelijk geen fraude?

Ik was met Jongstezoon bij de dokter en hij werd gemeten. Hij was 1 meter 66 en 8 millimeter lang. Dus ik zei, ‘nog even en je bent langer dan ik’. Jongste wilde weten hoelang ik dan was, dus ik antwoordde; 1,67 mtr. Hij wilde dat controleren; “Ga eens onder de centimeter staan dan?”

Tot op dat moment was ik er nog van overtuigd, dat ik (nog) niet de kleinste bij ons thuis was. Ronald is langer dan ik ben, Oudstezoon heeft mij ook allang ingehaald, alleen Jongste was korter dan ik ben. Dat dacht ik!

Ik ging onder de meetlat staan, en wat gebeurde?
De meetlat kwam niet verder dan 1 meter, 66 centimeter en slechts 4 millimeter……

Oeps!

Jongste is zijn moeder dus ook al voorbijgestreefd qua lengte. En moeder zelf….? Die voelt zich kleiner dan ooit.

Toch blijf ik stug volhouden: 1967, 1,67 meter en (als het even kan) 67 kilo. Nu alleen nog dat huisnummer.

PS dit was in maart 2009, drie maanden later werd Jongste weer gemeten; toen was hij al 1 meter, 68 cm en 7 mm lang. Update april 2010: 1 meter 73 cm en 9 mm
Update september 2010: 1 meter 74 cm en 7 mm

 

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑