Als kind heb ik enge en leuke ervaringen gehad met honden. Een enge ervaring was de grote poedel die mij als peuter omver sprong. Waarna mijn vader boos werd (op de baas van de hond). Dat maakte nog de meeste indruk op me, want ik heb mijn vader zelden boos gezien. Ook de hond van een oom en tante maakte geen goede indruk op mij. Ik heb het beest nooit gezien, maar wel degelijk heb gehoord, omdat hij zich schor blafte in de garage als wij op visite kwamen.
Gelukkig hadden we een buurhond, Astra genaamd. Astra was een lieve goedzak. Onze kat Flossie was een felle tante en ze is weleens aangetroffen in de mand van Astra, terwijl hij zelf beteuterd in een hoekje zat. Hij keek wel beter uit dan Flossie uit zijn mand te verjagen, hij zat niet te wachten op een pets op zijn neus van haar.
Sinds wij tijd en ruimte hebben in ons leven, denken we steeds vaker na over de aanschaf van een hond (pup). Er is tegenwoordig steeds iemand thuis, we zijn fit, we hebben de ruimte en tijd, we houden van wandelen. Kortom, tijd voor een puppy.
Rassen genoeg, maar de keuze was snel gemaakt. Manlief heeft vroeger zelf honden gehad, van een ras waar hij dol op is, waar hij veel ervaring mee heeft en met een karakter dat bij ons past. Zo’n hond moet het dus worden. En ik kan volledig achter die keuze staan, want het betreft hier… een Astra-hond.
Dus zijn we bezig met oriëntatie op zo’n hondenpup. Boeken lezen, filmpjes kijken, namen bedenken, alvast de taken verdelen (“Laat jij nog even de hond uit?”) en de plekken in huis bepalen waar zijn of haar spullen komen te staan.
Hopelijk komt er komend jaar dus een Astra-hond in ons leven. Oja, het ras? Een Engelse Cocker Spaniel!
Zeg het maar!